maandag 8 juni 2020

Soortbepaling

Mijn eerste twee schildpadden waren Moorse landschildpadden (Testudo graeca). Een soort met vele ondersoorten, waarvan er al vele beschreven zijn en een eigen status hebben, maar ook nog exemplaren die nog niet erkend zijn als ondersoort. Daarbij is het voor de verschillende ondersoorten van de Moorse landschildpad ook mogelijk om zich onderling voort te planten met elkaar. Dit laatste gebeurt voornamelijk in de hobby en minder in het wild, alleen daar waar de leefgebieden van de verschillende ondersoorten elkaar overlappen. Evengoed. De soort Testudo graeca is dus eigenlijk te algemeen en het is dus vooral in het belang van het diertje te achterhalen welk soort het betreft i.v.m. de klimatologische omstandigheden, winterslaap etc. En bij eventuele nakweek is het belangrijk ondersoorten niet met elkaar te laten kruisen om de bloedlijn van de verschillende (onder)soorten zuiver te houden. 

In een oude Trionyx (uitgave van de Nederlands Belgische Schildpadden vereniging) van mei-juni 2007, vond ik een artikel over de herkenning van enkele types (ondersoorten) van de Moorse landschildpad: de Testudo graeca. Ik was ontzettend geboeid door dit artikel en wilde graag weten welke ondersoorten ik zelf zou hebben. Naar aanleiding van de beschrijvingen en de gedetailleerde tekeningen van de voor- en achterpoten bij het artikel, vermoedde ik dat ik in ieder geval een Testudo haplotype 4.2 (T. graeca marokkensis) en een haplotype 2 (T. graeca nabeulensis) in bezit zou hebben. 

Ik wilde zelf gewoon graag de ondersoort weten van mijn schildpadden en een tip van de dierenarts was om genetisch onderzoek te laten doen en zo te laten bepalen welke ondersoort de dieren zouden zijn. Ik kwam uit bij Gendika, een bedrijf wat gespecialiseerd is in genetisch onderzoek. 
Inmiddels heb ik nog een dier in bezit gekregen genaamd Stoffel: een volwassen T. graeca man, waarvan de papieren teruggaan tot 1994 en waaruit ik opmaak dat het om een toen al volwassen schildpad zou gaan. Dit dier is door vele handen gegaan de afgelopen jaren en was waarschijnlijk al in ons land voordat de CITES verplicht werd voor Griekse landschildpadden. Het document is een ontheffingsdocument van het ministerie van Landbouw en Visserij. Op deze papieren staat alleen vermeld dat het om een T. graeca gaat. Ook van deze wilde ik graag het ondersoort weten.

Gendika gaf aan dat ze ondersoorten van T. graeca a.d.h.v. DNA materiaal konden bepalen, dus ik heb van de drie dieren een speekselmonster en huidschilfers in een zakje gestopt en opgestuurd. Na een week kreeg ik de uitslag van Gendika en deze was enigszins verrassend, daar ik dacht dat alle drie de dieren verschillende ondersoorten zouden zijn. De genetische code van mijn twee eerste dieren lijkt voor 100% op die van haplotype B2 (voorheen 4.2) en zijn daarmee te herleiden naar herkomst uit Marokko. Deze soort wordt ook wel aangeduid met Testudo graeca marokkensis.
Het derde dier (Stoffel) komt met geen van de haplotypes overeen. De genetische code vertoont een 100% gelijkenis met Testudo graeca ibera, een ondersoort welke vooral in het oosten van het verspreidingsgebied van de Testudo graeca voorkomt (Balkan en Turkije).


Het geslacht van schildpadden is niet te halen uit het DNA, omdat dit niet in de genen vastgelegd is. Genetisch zijn mannetjes en vrouwtjes nl. identiek en wordt het geslacht later in het ei bepaalt door m.n. de omgevingsfactor temperatuur. Van de kleine exemplaren van T. graeca die ik heb kan ik dus niet het geslacht laten bepalen door genetisch onderzoek. 
 
De twee exemplaren van T. graeca marokkensis zijn subadult vrouw en adult man, dus wellicht over een aantal jaar kan ik wat gaan kweken met deze ondersoort en 100% zuivere nakomelingen krijgen. 

Meer informatie over de haplotypes bij T. graeca kun je hier vinden in een rapport uit 2013.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten